2014-08-20 Over lastige pantserjuffers en tengere grasjuffers

Over lastige pantserjuffers en tengere grasjuffers

20 augustus 2014, door Dick Nagelhout


Een van de weinige overeenkomsten tussen libellen, vlinders en mensen is dat ze van een lekker weertje houden. Een zonnetje en een temperatuur boven de twintig graden stellen de meeste mensen wel op prijs. Libellen en vlinders ook. Maar ook op deze weinig zomerse dagen valt er toch genoeg te zien.


In het vorige stukje stond dat de familie van de pantserjuffers later aan bod zou komen. De ‘bittere waarheid’ is echter dat we als libellengroepje – onderdeel van de vlinderwerkgroep - nog onvoldoende in staat waren om de verschillende soorten uit elkaar te houden. Een belangrijke reden is dat jonge pantserjuffers veel op elkaar lijken. Als ze ouder worden wordt het gelukkig wat makkelijker om ze op naam te brengen. Maar misschien vlogen ze in voorgaande jaren niet in zo’n grote verscheidenheid.


De meeste pantserjuffers onderscheiden zich van andere juffers door een metaalgroen of bronskleurig uiterlijk en doordat ze de vleugels meestal wat gespreid hebben. Van deze soort komen er in Nederland vijf voor die we alle in Eemland zijn tegengekomen.


Houtpantserjuffer - foto: Dick Nagelhout


De meest voorkomende pantserjuffer is de houtpantserjuffer. Nee, het is niet zo dat deze juffer een houten pantser heeft, maar het is de enige libel die de eitjes in de schors van een jonge tak van een boom boort. Die tak moet boven het water hangen zodat de larve in het voorjaar in het water valt. Deze pantserjuffer kun je van andere onderscheiden doordat je op de zijkant van het borststuk bij het metaalkleurige gedeelte aan de onderkant een uitstulping ziet. Ook heeft deze crèmekleurige vleugeltipvlekjes* terwijl de andere altijd nog iets donkers in hun vlekjes hebben. De houtpantserjuffer kun je overal zien waar boomtakken boven het water hangen.

.

Gewone pantserjuffer man – foto: Dick Nagelhout


Een tweede soort is de gewone pantserjuffer. Ja, er staat wel ‘gewoon’, maar wij zijn hem tot dit jaar in onze inventarisatiegebieden niet tegengekomen. Deze zomer zagen we hem op de Stulp in Baarn, de Wiek (een natuurgebied in ontwikkeling in Soest) en in het 1000-bomenbos. Een uitgekleurd mannetje is nog redelijk te herkennen aan een blauwe berijping van het tweede en achtste segment van het achterlijf.

Gewone pantserjuffer, eileggend – foto: Dick Nagelhout


Het vrouwtje – ik citeer de Veldgids Libellen** – ‘is forser en vaak met gelere onderzijde dan het mannetje, zelden met blauwe berijping’.  In het plasje bij het 1000-bomenbos zag ik dit vrouwtje onderaan een plantenstengel gaan hangen. Langzaam zakte ze onder water. Na vijf minuten kwam ze even adem halen en daarna ging ze onder water weer verder met het plakken van eitjes aan de stengel. Dit is gebruikelijk bij een aantal juffers. Veel echte libellen  zetten ze net onder het wateroppervlak af of laten de eitjes gewoon in het water vallen. Libellen bestaan al 300 miljoen jaar, dus ze zullen wel weten wat ze doen.


Tangpantserjuffer man – foto: Dick Nagelhout


De tangpantserjuffer is op De Wiek gezien – helaas nog niet door ons - en ik zag hem in het 1000-bomenbos. Hij is wat breder dan de gewone pantserjuffer, maar ik geef toe dat je aan die kwalificatie niet veel hebt als je langs de waterrand staat. Het tweede segment is bij het mannetje voor twee-derde deel berijpt en scherp begrensd. En dan is er nog iets met achterlijfaanhangsels, halsschildjes, heupschildjes en legapparaten bij het vrouwtje, maar dat is voor de vervolgcursus.


Tengere pantserjuffer man - foto: Dick Nagelhout


Dan komen we nu bij de tengere pantserjuffer. Deze juffer hebben we in verschillende gebieden, soms in grote aantallen, gezien. De naam geeft al een hint, het is de kleinste pantserjuffer. Het achterhoofd is licht en het mannetje heeft geen blauw op de eerste segmenten. Het vrouwtje heeft nergens blauwe berijping. Voor beide geldt dat de onderkant van de ogen en het borststuk vaak opvallend geel zijn.


Zwervende pantserjuffer - foto: Dick Nagelhout


De zwervende pantserjuffer tenslotte is vooral te herkennen aan de tweekleurige vleugeltipvlekjes. Let ook op het vele geel op het borststuk. We zijn deze juffer tegengekomen in het Nonnenland, op de Wiek en in het 1000-bomenbos. Wat is toch steeds dat 1000-bomenbos? Alleen de echte liefhebbers van libellen zijn zover gekomen in dit verhaal en die kan ik wel een ‘geheimtip’ geven. Aan de zuidrand van de Lange Duinen, tegen Soestduinen aan, bevindt zich het 1000-bomenbos. Vroeger stond hier een chemisch bedrijf. Midden in de nieuwe aanplant – onzichtbaar vanaf de hoofdpaden - ligt een besloten plasje dat na een regenachtige periode kan uitvloeien tot zo’n 30 m2. Bij langdurige droogte valt het droog. Vraag me niet waarom, maar deze pantserjuffer houdt volgens de boeken van dit soort periodiek droogvallende vennen, duinplassen en nieuwe plassen. Hier kun je bovendien nog een vijftiental andere soorten libellen tegenkomen.

.

Bruine glazenmaker eileggend (foto Dick Nagelhout)

 

Als Vlinderwerkgroep richten we ons vooral op de bos- en heidegebieden van Eemland. Daar zijn de omstandigheden ook het meest natuurlijk en is de grootste variatie in vlinders en libellen te vinden. Een uitgebreide literatuurlijst waarin dit wordt onderbouwd is op aanvraag beschikbaar.

 

Variabele waterjuffer paringswiel (foto Dick Nagelhout)

 

Vorig jaar vond ik het daarom wel leuk om als vaste vlinderroute een heel ander gebied te kiezen. Het werd het deel van het Klompenpad Derde Erf dat langs de Amersfoortse waterzuivering naar de Eem loopt. Ik had bij de maandelijkse vogeltelling al gezien dat het een vlinderrijk gebied was. Dit jaar heb ik daar ook m’n libellenroute. Ik zie daar een aantal soorten die we nauwelijks of helemaal niet zien in onze bos- en heidegebieden.

 

Detail bronskleurige gewone pantserjuffer man – foto: Dick Nagelhout


Ik stelde al dat de pantserjuffers een lastige familie vormen. We hebben bij waarneming.nl ook verschillende correcties gekregen op onze naamgeving en we zijn niet de enigen die af en toe in de fout gaan. Om ze goed te leren kennen luidt ons  advies: Trek je (lies)laarzen aan en maak veel foto’s vanuit verschillende standpunten zodat borststuk, achterhoofd en het achterlijf goed te zien zijn en duik dan in de boeken of vergelijk de foto’s met die op libellennet.nl.


Koraaljuffer vrouw – foto: Dick Nagelhout


Twee jaar geleden zagen we rond deze tijd bij het Pluismeer een mannetje koraaljuffer. Dit jaar zagen we daar enkele weken geleden een vrouwtje. Helaas was ze wat ongeduldig zodat ik geen mooie foto kon maken. De soort is in Nederland vrij algemeen, met name in Drenthe, Noord Brabant en Limburg. In Utrecht was er dit jaar verder alleen nog maar een melding van een exemplaar op de Leusder heide.

De koraaljuffer kan verward worden met de vuurlibel en een vorm van de tengere grasjuffer.  Naar de vuurlibel blijven we uitkijken, maar de vrij zeldzame tengere grasjuffers hebben we weer gezien.

Jonge tengere grasjuffer vrouw – foto: Dick Nagelhout


We zagen ‘in het veld’ bij het Gentianenven net als vorig jaar, op precies dezelfde plek, een vrouwtje. Later zagen we op de foto’s dat we ook nog een mannetje hadden gezien maar deze in eerste instantie als lantaarntje hadden geboekt. De mannetjes van beide soorten lijken erg op elkaar. Het mannetje van het lantaarntje heeft alleen blauw op het achtste segment en de tengere grasjuffer heeft wat blauw op het achtste segment, terwijl ook het negende segment is blauw gekleurd.

Paringswiel tengere grasjuffers – foto: Dick Nagelhout


Twee weken geleden waren Jelly en ik op de Wiek. Daar vonden we ongeveer 15 exemplaren  in verschillende varianten. De tengere grasjuffer is volgens de Veldgids een ‘uitgesproken pionier van ondiep en (nog) weinig begroeid water’. Geen wonder dat we er zoveel op De Wiek zagen.


Tengere grasjuffer vrouw – foto: Dick Nagelhout


Als het jullie duizelt met al die kenmerken, meld je dan aan bij Jelly of mij. Dan word je uitgenodigd om mee te lopen en ‘alles’ met eigen ogen te zien! Via deze link kun je ons bereiken.



Met dank aan Jelly en Bettie voor hun commentaar


*De officiële term is pterostigma. Goed te typen maar niet uit te spreken.

**Frank Bos, Marcel Wasscher en Weia Reinboud: ‘Veldgids Libellen’, KNNV Uitgeverij, Zeist, 5e druk, 2007


Tengere grasjuffer man – foto: Dick Nagelhout