2020-09-26 Bladmineerders bij Kwintelooijen, Rhenen

Bladmineerders bij Kwintelooijen, Rhenen

26 september 2020, door Violet Middelman & Remco Vos

 

Speuren naar bladmineerders, altijd leuk! Zeker als je dit af en toe samen met anderen doet.

Voor wie onbekend is met mineerders: kort gezegd zijn dit rupsjes van vlinders of larven van vliegen, kevers en bladwespen die tussen de verschillende lagen van bladeren eten. Zie hier voor meer info over bladmineerders. Ook zullen we verderop in het verslag meer vertellen over mineerders.

 

Vandaag gingen we met een select groepje op pad in Kwintelooijen bij Rhenen. Onder leiding van Ben van As weet je zeker dat je zoveel mogelijk mijnen in een gebiedje kan vinden en op naam kan krijgen. Wat zou de speurtocht vandaag gaan opleveren?


Introductie door Ben van As (foto Violet Middelman)

 

Door de (nog steeds) corona-maatregelen konden we niet met een al te grote groep op pad, maar met 9 deelnemers en 4 excursieleiders was dit op zich prima te doen.

Op de parkeerplaats waren de eerste mijnen al gevonden door de deelnemers die ruim op tijd waren. Om iets over elf uur vertrokken we. Nou ja, vertrekken is een groot woord, het tempo ligt bij het speuren naar mineerders niet zo hoog. Er werd op allerlei planten, struiken en bomen gekeken of er mineerders op zaten. Ben zocht op de takjes van de brem naar de Bremsneeuwmot . De rupsjes beginnen als mineerder op een jonge scheut, die mijntjes zijn lastig te zien en lijken op enkele andere soorten. Makkelijker te vinden zijn de witte cocons, die eigenlijk het hele jaar op de takjes zitten.


Bremsneeuwmot - Leucoptera spartifoliella (foto Remco Vos)

 

Na vijf kwartier verlieten we de parkeerplaats en gingen het natuurgebied in met andere planten. Op elke plant zijn er weer andere soorten te vinden, dus hoe meer verschillende soorten planten, des te beter.

Op perzikkruid (Persicaria sp.) en ridderzuring (Rumex obtusifolius) troffen we mijnen aan van de Viervleksteltmot. De rupsjes beginnen met een, meestal onderzijdige blaasmijn. Waarna het rupsje de mijn verlaat en een kokertje gaat vormen door een deel van het blad los te knippen en op te rollen. Verpopping vindt plaats in een cocon in de bladrol.


Viervleksteltmot - Calybites phasianipennella (foto Remco Vos)

 

Na een rondje van 1,5 km en zo’n 100 soorten later, kwamen we om half vijf weer terug bij de parkeerplaats.

Wat hebben we een heerlijk dagje gehad! In tegenstelling tot de weersverwachtingen eerder deze week bleef het droog met een wolkje en een zonnetje, het was een heerlijke najaarsdag.


Ben van As kijkt toe hoe er een foto wordt gemaakt van een bladmijn (foto Remco Vos)

 

We gaan nu dieper in op de mijnen in het algemeen, en in het bijzonder op een aantal soorten die we vandaag hebben gezien.

 

Om te weten te komen welke soort je hebt gevonden moet je naar een aantal punten kijken. Ten eerste moet je weten op welke plant de mineerder zit. Daarna bepaal je wat voor een soort mijn het is en eventueel hoe de frass in de mijn ligt. Als er nog een rupsje in zit dan kan dat een extra hulpmiddel zijn. Vooral gangmijnen kan je het beste tegen het licht in bekijken. Let ook op de tijd van het jaar, in het voorjaar zijn er andere soorten dan in het najaar.


Groene berkenmineermot - Stigmella continuella, gangmijn met rups en frass (foto Remco Vos) 

 

Zoals al eerder gezegd zijn er vele soorten nachtvlinders die mineren in de bladeren, ze hebben daarbij vaak  een voorkeur voor een bepaalde waardplant en ook laten zij verschillende sporen in de bladeren achter.

De eerste vorm die we tonen is een blaasmijn. In een eikenblad zagen we de mijn van de Gewone eikenblaasmijnmot. Het eitje wordt vaak bij de middennerf afgezet en het rupsje begint in een smalle gang van het blad te vreten, al snel gaat dit over in een soort van vierkante blaas waarin veel frass blijft zitten.


Gewone eikenblaasmijnmot - Ectoedemia albifasciella (foto Remco Vos)

 

Een andere vorm van mijnen zijn zgn. vouwmijnen, dit ontstaat doordat de rups aan de binnenzijde van de mijn dit met een spinsel bekleed en het spinsel gaat krimpen waardoor dit oprimpelt. Het blad wordt op de plek van de mijn samengetrokken, soms ontstaan er ook plooien. Dit kan soms een kenmerk zijn om een mogelijke soort te herkennen als er meerdere op dezelfde waardplant voorkomen. Op een blad van wilg zagen wij een onderzijdige vouwmijn met één scherpe plooi, in dit geval duidt dat op de Late wilgenvouwmot.


Boven- en onderzijde van het blad  met de mijn van de Late wilgenvouwmot - Phyllonorycter pastorella-(foto Remco Vos)

 

De rupsjes van de Wilgensteltmot maken meerdere mijntjes in de bladeren. Ze beginnen met een lange onderzijdige gangmijn, vaak langs de nerf, daarna volgt een klein blaasje van max. 1cm in diameter. Deze lijkt later op een vouwmijn. Het rupsje verlaat deze mijn en gaat vrij leven onder een omgeslagen bladrol. Deze soort zit ook op populier en dan zit de tweede mijn in de bladrand, maar op wilg ziet dit eruit als een tot een kokertje gevouwen in de bladpunt. Op onderstaande foto zie je het vouwmijntje en de bladrol op een wilgenblad.


Wilgensteltmot - Caloptilia stigmatella (foto Remco Vos)

 

Een opvallend kleine onderzijdige vouwmijn met een kleine omslag van het blad is die van de Gestreepte eikenvouwmot. Deze mijnen zijn te vinden aan de bladrand of in een bladlob van een eikenblad en worden bijna geheel bedekt door de omgeslagen bladrand.


Gestreepte eikenvouwmot - Phyllonorycter heegeriella (foto Remco Vos)

 

De meeste imago’s van de kokermotten zijn vaak niet op naam te brengen, omdat deze vaak onbeduidende hele kleine bruine vlindertjes zijn. Er zijn uitzonderingen voor de imago’s maar bij de kokers, waarin de rupsjes leven, is het vaak andersom.

Op basis van de waardplant en de vorm van de koker zijn veel soorten op naam te brengen.

De rupsjes maken in veel gevallen van de bladeren van de waardplant een kokertje waarin zij leven.


Distelkokerkmot - Coleophora peribenanderi & Witsprietkokermot - Coleophora violacea

Duizendbladkokermot - Coleophora argentula  & Witte berkenkokermot - Coleophora betulella


Naast kokermotten zijn er ook zakdragers. Zakdragers?! Ja, wij hebben de naam ook niet bedacht, maar het komt er op neer dat zakdragers net als kokermotten hun eigen huisje op hun rug mee slepen.

Twee zeer algemene soorten zijn de Gewone zakdrager en de Sigaarzakdrager. Beide soorten kan je vrijwel overal aantreffen, hoewel de Sigaarzakdrager voornamelijk goed te vinden is op de stammen van beukenbomen.


Gewone zakdrager - Psyche casta & Sigaarzakdrager - Taleporia tubulosa (foto Remco Vos)


Op een blad kan je veel soorten vraatsporen vinden. Zo kun je ook bladeren vinden die aan elkaar lijken te zijn geplakt, waarbij er ook wat vraatsporen op het blad zichtbaar zijn. Je kunt voorzichtig te blaadjes van elkaar halen om te kijken of er een rupsje zit. Vandaag hadden we geluk bij een aantal blaadjes van eiken, daar zaten mooie rupsjes in van de Maanpalpmot. Sommige rupsjes liggen in een soort holletje tussen blaadjes, anderen in een soort van spinseltje. Het zijn lichtgroene rupsjes met zwartje stipjes en een lichtbruine kop.

 

Als je de rups bekeken hebt en eventueel foto’s hebt gemaakt dan wel weer de blaadjes met het rupsje wel goed achterlaten, zodat het rupsje nog verder kan ontwikkelen.


Maanpalpmot - Teleiodes luculella (foto Remco Vos)

 

Veel kokermotten zitten aan de onderkant van de bladeren en in het voorbij lopen zie je de kokers dus niet zitten, maar zie je vaak wel de vraatsporen vanaf de bovenzijde zitten. Het kenmerkende gaatje van een kokermot is vaak ook zichtbaar op de oude plekken waar de rups al gegeten heeft.

Het rupsje zit in het kokertje en rekt zich uit om van het bladmoes te eten. Als het rupsje verstoort wordt trekt hij zich terug in de koker, maar soms heb je geluk en blijft hij rustig dooreten. Dan kun je het rupsje mooi zien zitten in al vretend van het blad. Op berk kun je de kokertjes vinden van de Spatel-berkkokermot, dit zijn opvallend slanke spatelvormige kokertjes.


Spatel-berkkokermot - Coleophora milvipennis (foto Remco Vos)

(Deze foto’s zijn niet van deze dag, maar van enkele weken eerder)

 

Ook de rozenkokermot zit aan de onderkant van de bladeren en kun je vinden door op de vraatsporen te letten, ook deze kokertjes zitten vaak aan de onderzijde van het blad. Deze soort zit op diverse soorten rozen en aardbei. Op een klein rozenstruikje deden Ben en Ico wat speurwerk en dat leverde een klein kokertje van deze soort op.


Rozenkokermot - Coleophora gryphipennella (foto Remco Vos)

 

Een soort die leeft tussen de dode en levende opperhuid van het blad is de Labyrintmot. Door middel van samentrekkingen van de segmenten verplaatst hij zich. Terwijl hij zich zo naar voren werkt (eigenlijk zoals een worm) drinkt hij de sappen van zijn waardplant, de Abeel. Omdat hij niet vreet maar alleen maar drinkt poept hij ook vloeibaar. Dus geen frass, maar wel in het midden van de mijn een verkleving van zijn vloeibare uitwerpselen. Dat is de donkerder middenstreep die niet altijd even duidelijk is wanneer de verkleving niet helemaal is.


Labyrintmot - Phyllocnistis labyrinthella (foto Remco Vos)

 

Er zijn ook rupsjes die in de bladsteel leven, zoals die van de Espenbladsteelmineermot. Het eitje wordt afgezet in de bladsteel van een ratelpopulier, waarna het rupsje een mijntje vormt waardoor de bladsteel opzwelt. Later gaat deze verder in het blad als een blaasmijn tussen de hoofdnerf en de eerste zijnerf. ’s Nachts vreet de larve van het blad en overdags trekt zij zich terug in de bladsteel. Er ontstaat dan een parallel spoor van frass in de mijn. Tussen de afgevallen bladeren zijn  de mijnen vaak eenvoudig te vinden vanwege de zogenaamde ‘groene eilanden’.

Espenbladsteelmineermot - Ectoedemia argyropeza (foto Remco Vos)

 

Ook in uitgebloeide bloemknoppen en in de vruchten van bomen en struiken kun je rupsen van microvlinders vinden. Zo kunnen er in de bloemhoofdjes van Gewone klit (Arctium minus) rupsjes van de Klispalpmot zitten. Ben voelt voorzichtig aan de bloemhoofdjes of hij een verdikking voelt, dan maakt hij het bloemhoofdje open en daar komt een klein rupsje tevoorschijn. Hij waarschuwt wel dat je moet oppassen voor de haartjes van de klit, zorg ervoor dat deze niet in je ogen komen want dat kan problemen opleveren.

Klispalpmot - Metzneria lappella (foto Remco Vos)

 

Ook in de besjes van meidoorn zijn rupsjes te vinden, zo wist Tymo te vertellen. Als er enkele besjes tegen elkaar aan kleven met frass ertussen en in beide besjes zit een klein gaatje dan is de kans groot dat daar rupsjes in zitten van de Rookkleurige fruitmot. Ze vreten van het vruchtvlees van de meidoornbesjes.


Rookkleurige fruitmot - Grapholita janthinana (foto Remco Vos)

 

Het was een mooie dag en we hopen dat iedereen veel inspiratie heeft opgedaan om in zijn eigen omgeving verder te gaan speuren naar bladmijnen en rupsen.

 

Tsja, en dan mag deze soort in deze vreemde tijden natuurlijk niet ontbreken…

De Gewone coronamot, rupsjes van deze soort leven in een spinsel op de onderzijde van de bladeren van vlier. Weinig vlinders gebruiken deze soort als waardplant.


Gewone coronamot - Anania coronata, mijn/vraatsporen (foto Remco Vos)