Nachtpauwoog - Saturnia pavonia

De Nachtpauwoog (Saturnia pavonia)

11 april 2022, door Violet Middelman & Remco Vos, met dank aan medewerking van Rayan Majoor

 

Vanaf begin april tot in juni zijn de imago’s van de nachtpauwoog (Saturnia pavonia) te vinden, met een piek eind april/half mei. Je kunt ze overdag vinden door bijvoorbeeld langs de paden de heide af te speuren in de hoop er eentje of meer te zien, wat ons al enkele malen gelukt is. Door hun forse formaat (voorvleugellengte ♂ 27-32 mm, ♀ 35-41 mm) zijn ze redelijk opvallend, al hangen ze vaak in een redelijk onopvallende hoek aan de begroeiing.
Soms komen ze op het licht af, dit betreft dan voornamelijk de vrouwtjes. Als je geluk hebt dan komen de mannetjes op de feromonen van het vrouwtje af. In de periode van half mei tot eind augustus zijn de rupsen te vinden.


De Nachtpauwoog wordt in Nederland voornamelijk gezien op de Veluwe, Utrechtse heuvelrug en de heidegebieden in het noordoosten en de drie zuidelijke provincies.


Integenstelling tot de vrouwtjes hebben de mannetjes fors geveerde antennen. Daarmee kunnen ze de feromonen die de vrouwtjes uitstoten goed ruiken. Ze komen soms van honderden meters tot enkele kilometers afstand naar het vrouwtje gevlogen in de hoop op een paring.


Imago mannetje (foto Violet Middelman, 21 april 2018)


Door de kleuren op de vleugels is het onderscheid tussen de mannetjes en vrouwtjes goed te zien. De vleugels van de vrouwtjes zijn wat grauwer dan die van de mannetjes en missen de oranje gekleurde ondervleugels.

De imago’s kunnen geen voedsel tot zich nemen (ze hebben geen roltong) en leven hooguit een paar dagen.


Imago vrouwtje (foto Remco Vos, 4 mei 2013)


Na de paring zal het vrouwtje van de Nachtpauwoog de eitjes in groepjes af zetten op een takje van de waardplant. Waardplanten (voedselplanten voor de rupsen) zijn voor de Nachtpauwoog o.a. struikhei, dophei, sporkehout, braam, bosbes, sleedoorn, meidoorn, berk en wilg. In onze omgeving (Soest/Baarn) vinden wij deze soort vaak op struikhei.


Eitjes (Foto Remco Vos, 25 mei 2015)


De eitjes lijken op die van de Veelvraat (Macrothylacia rubi), maar er zijn verschillen. De Veelvraat legt, althans dat is onze ervaring, ze wat ‘rommeliger’ in een klein groepje op de waardplant. De vrouwtjes van de Nachtpauwoog leggen de eitjes vaak wat ‘netter’ aan het takje.


Een ander kenmerkend verschil tussen de eitjes van de twee soorten is de stip die op de eitjes van de Veelvraat te zien is, welke op de eitjes van de Nachtpauwoog ontbreekt. Daarnaast zijn de eitjes van de Veelvraat licht ‘gedeukt’ aan de zijkanten.


Eitjes Veelvraat (foto Remco Vos, 3 juli 2020)


Terug naar de Nachtpauwoog en dan specifiek naar de rupsen. Die zijn vanaf eind april tot in augustus te vinden. Tijdens hun leven als rups zullen ze vijf stadia doorlopen, waarin het uiterlijk van de rups in elk stadium anders is. Daarnaast lijkt het erop dat de rups gedurende een stadium, vlak voor vervelling naar een volgend stadium, al een soort van kleine metamorfose qua kleur en tekening doorgaat. Hierdoor is het exact inschatten van een stadium soms best lastig.


In het eerste en tweede stadium blijven de rupsjes vaak nog gezellig bij elkaar zitten op de waardplant. 


De rupsjes in het eerste en tweede stadium zijn onderling nog niet heel variabel. In het eerste stadium zijn de rupsen nog weinig behaard en de wratjes zijn duidelijk te zien doordat deze op een individuele verhoging zitten. Bij de tweede foto zie je een rups vlak voor vervelling naar het tweede stadium, er begint al wat groen door de huid heen te schijnen.


Rups eerste stadium (L1) (foto Remco Vos, 31 mei 2015)



Rups eerste stadium (L1) vlak voor vervelling naar tweede stadium (L2) (foto Remco Vos, 25 mei 2014)


In het tweede stadium hebben de rupsen al wat meer kleur en zijn er wat witte haren zichtbaar op het lichaam. De wratjes zijn duidelijk te zien, maar nog wel klein in vergelijking met de volgende stadia.


Rups tweede stadium (L2) (foto Remco Vos, 29 mei 2016)



Rups tweede stadium (L2) (foto Remco Vos, 1 juli 2012)



Rups tweede stadium (L2) net voor vervelling (foto Remco Vos, 1 juni 2014)


De rupsen in het derde stadium hebben duidelijk grotere, zwarte, wratten en ook de witte haren zijn meer aanwezig en daardoor heeft dat wat wel weg van een soort ‘vachtje’. De variatie tussen de rupsen is nu wat groter dan in de voorgaande stadia.


Rups derde stadium (L3) (foto Violet Middelman, 6 juli 2013)

 


Rups derde stadium (foto Remco Vos, 7 juni 2020)


Aan het uiterlijk in het vierde stadium veranderd er ineens veel meer dan in de overgangen tussen vorige stadia. Dit is ook het meest variabele stadium. De grondkleur van de rups is nu ook meer groen dan voorheen, nog wel met zwarte vlekken. De wratten zijn nu nog duidelijker zichtbaar en kunnen allerlei kleuren hebben, zoals geel, oranje, blauw, roze, beige tot zwart.


Links rups vierde stadium (L4), en rechts derde stadium (L3) (foto Remco Vos, 17 juni 2020)

 


Rups vierde stadium (L4), is net vers uit zijn oude huidje gekropen, zie het zwarte rechts op de foto (foto Remco Vos, 6 juli 2013)

 


Rups vierde stadium (L4) (foto Remco Vos, 1 juli 2012)

 

In het derde en vierde stadium blijven de rupsen nog wel redelijk, binnen enkele meters, bij elkaar in de buurt. In het vijfde en laatste stadium gaan ze vaak solo aan de wandel op zoek naar een plek om te verpoppen.

De grondkleur van de rups is nu geheel groen en de zwarte vlekken op de segmenten zijn nu geheel verdwenen. De wratten worden omgeven door een zwarte ring, welke aan de voorkant niet geheel gesloten is. De kleur van de wratten is nu ook weer variabel, maar wel in minder kleuren. In dit stadium varieert dit van geel, soms oranje, tot wit.


Rups vijfde stadium (L5) net uit zijn oude huidje kruipend (foto Violet Middelman, 30 juni 2018)

 


Rups vijfde stadium (L5) (foto Remco Vos, 28 juli 2013)

 

Als de rups volgroeid is en alle gevaren heeft overleefd, zal deze gaan verpoppen. Ze overwinteren in een stevige lichtbruine cocon die de vorm van een urn heeft. Na de overwintering zal in april het imago uitkomen en hopelijk een partner vinden om weer voor nageslacht te zorgen.