Vlinders Eemland
Vliegbasis Soesterberg 2024, een jaartje in nachtvlindervlucht
31 december 2024, door Violet Middelman & Remco Vos
In 2024 konden wij ook weer onze nachtvlinderinventarisaties, met vergunning van het Utrechts Landschap, uitvoeren op de voormalige vliegbasis Soesterberg. In de nachten zagen weer veel leuke soorten op ons laken landen, maar ook overdag was er genoeg te vinden.
Begin dit jaar was het op 13 april al een vrij warme dag met een temperatuur iets boven de 20 graden en ook in de nacht zou het niet al te koud worden, dus een goed moment om voor de eerste keer op de vliegbasis met de lichtopstelling te gaan staan. Er kwamen 19 soorten op het licht af, waaaronder enkele kleine soorten, zoals de weegbreemot (Pyrausta despicata) en de waaiermot (Alucita hexadactyla). Maar van de grotere soorten waren er meer aanwezig, zoals dennenuil (Panolis flammea), de maantandvlinder (Drymonia ruficornis), de eekhoorn (Stauropus fagi), de eikentandvlinder (Peridea anceps) en de berkenbrandvlerkvlinder (Pheosia gnoma). De dennenpijlstaart was één van de eerste soorten die op het laken kwam en deze soort hadden wij nog niet eerder zo vroeg in het jaar gezien.
Imago van de dennenpijlstaart - Sphinx pinastri (foto Remco Vos)
Op 20 mei liepen we overdag een rondje op de vliegbasis, ditmaal aan de kant van het museum. Op de plekken waar we de aflopen jaren de gebandeerde langsprietmot (Adela croesella), dwerglangsprietmot (Cauchas fibulella), esdoornbladroller (Cydia inquinatana) hadden gevonden, vlogen ze nu ook weer. Wel prettig om te zien dat deze (zeer) zeldzame soorten er nog steeds te vinden zijn. Op een ander deel in het gebied vlogen boven de heide onder andere een roodbont heide-uiltje (Anarta myrtilli) en een purperrode haakbladroller (Ancylis unculana). In de heide vonden we ook hier aardig wat rupsen van de bruine metaalvlinder (Rhagades pruni) en de nachtpauwoog (Saturnia pavonia). Naast deze rupsen vonden we er ook een aantal van de grauwe borstel. Deze soort hebben we in 2014 voor het laatst als imago op het licht gezien op de vliegbasis en in 2018 als rups, in andere gebieden hebben we deze soort wel vaker gezien. De locatie waar we de rupsen dit jaar vonden was op bijna dezelfde plek, en op de kop af exact vier jaar geleden, bijna tot op de minuut zelfs. Aangezien deze plek niet de locatie is waar we met onze lichtopstelling staan is het mogelijk dat we de soort daarom hier niet zo vaak op licht treffen.
Rups van de grauwe borstel - Dicallomera fascelina (foto Remco Vos)
Op 30 juli stonden we weer in het Sheltergebied met onze lakenopstelling. Het was een mooie avond, om even na tien uur toen we de lamp aandeden was het nog iets boven de 19 graden. Al snel kwamen de eerste vlinders op het licht af en het was de pinokkiomot (Synaphe punctalis) gelukt om als eerste te zijn , daarvan zaten er uiteindelijk meer dan honderd exemplaren op het laken. Andere microvlinders die we deze avond zagen waren onder andere de bruine witkoppalpmot (Chionodes distinctella), de rietpalpmot (Helcystogramma rufescens) en de lichte rietpalpmot (Helcystogramma lutatella). Soorten die we hier wel vaker zien, net als de eikenpalpmot. Maar het was alweer vier jaar geleden dat we deze soort hier voor het laatst gezien hebben. Zoals de naam al doet vermoeden leeft de rups op eik, de jonge rupsjes leven in het voorjaar in de bladstelen/uitlopers van de jonge bladeren.
Er is een gelijkende soort, de vroege eikenpalpmot (Stenolechiodes pseudogemmellus), die we hier eerder ook wel eens gezien hebben, maar deze soort vliegt voeger in het jaar, april-mei. Terwijl de vliegtijd van de eikenpalpmot van juli tot september is. Andere kenmerken zijn dat de vroege eikenpalpmot bredere achtervleugels en geringde palpen heeft.
Eikenpalpmot - Stenolechia gemmella (foto Remco Vos)
30 juli was een goede avond om met de lichtopstelling op pad te gaan, zo stonden we deze avond weer in het sheltergebied, langs een kruidenrijk veld. De temperatuur aan het begin, rond tien uur, was iets boven de 19 graden Celsius en toen we het voor gezien hielden deze nacht, iets na drie uur was de temperatuur gedaald naar net iets onder de 15 graden. Dat de vlinders dat ook wel prettig vonden, bleek ook wel uit het aantal soorten deze avond, net geen 120 soorten. Best wel een goede avond dus. We zagen deze avond meerdere soorten die we nog niet eerder op deze locatie gezien hadden; het muisbeertje (Pelosia muscerda), het goudvenstertje (Plusia festucae), de geelschouderspanner (Ennomos alniaria) en de kleine blokspanner (Pterapherapteryx sexalata). Deze laatste is een vrij zeldzame soort, die verspreid over het hele land voorkomt, met een voorkeur voor vochtige loofbossen en moerasachtige gebieden. De waardplant is wilg (Salix). In onze omgeving hebben wij deze soort voornamelijk in het Soesterveen en bij Groeneveld gezien, wat wel overeenkomt met de voorkeur qua habitat van deze soort.
Kleine blokspanner - Pterapherapteryx sexalata (foto Remco Vos)
Eind augustus, de 30e, stonden we weer met onze lichtopstelling op de vliegbasis, het was een best een lekkere avond en de temperatuur bleef goed, uiteindelijk daalde deze naar iets boven de 16 graden. Het bleef dus best wel lekker tot het eind. De vlinders kwamen ook goed op het licht af en aan het eind hadden we zo’n 80 soorten gezien. Voor wat betreft de grotere soorten zagen we een diverse die we hier, en in de omgeving meer zien zoals de geelvleugeluil (Thalpophila matura), de oranje dwergspanner (Eupithecia icterata), de donkere grasuil (Tholera cespitis) en de gelijnde grasuil (Tholera decimalis) Andere wat grotere vlinders die we deze avond zagen, maar toch bij de zogenaamde microvlinders behoren, waren de buxusmot (Cydalima perspectalis) en de Prachtmot (Oncocera semirubella). Beide soorten hadden we hier al eerder gezien, maar een nieuwe soort voor ons op de vliegbasis die we deze avond zagen was de satijnlichtmot. Dit was überhaupt pas de derde keer dat we deze soort in Eemland zagen.
Satijnlichtmot - Palpita vitrealis (foto Remco Vos)
Deze avond, eind augustus, zagen ook veel kleine microvlinders, zoals de in deze omgeving zeldzame duinzeggemineermot (Elachista biatomella), een soort die wij in dit gebied en op het naastliggende Landgoed De Paltz wel vaker zien. Er kwamen ook enkele exemplaren van de grote zwartwitmot (Ethmia bipunctella) op het laken zitten. Enkele weken eerder hadden we al wat rupsen, die op het Slangenkruid (Echium vulgare) zaten, gevonden. Maar een bijzondere soort die wij hier al vaker troffen is de oranje kustmot. Dit is een zeer zeldzame soort De rupsen leven op Gewone hoornbloem (Cerastium fontanum) en Zandhoornbloem (C. semideandrum), waar zij een zijden buisje, die bedekt is met zandkorrels, maken aan de voet van de plant, waarbij dit buisje doorloopt tot in het zand waarin zij zich kunnen terugtrekken (*). De soort komt voor langs de kust en op de waddeneilanden. Maar dus ook hier op de vliegbasis Soesterberg. Dit toont maar weer aan dat het een gebied is waar bijzondere soorten voorkomen!
Imago van de oranje kustmot - Caryocolum marmoreum (foto Remco Vos)
Eind oktober vliegen er niet veel vlinders meer, maar dan is het een goede tijd om te gaan speuren naar bladmineerders. Dat zijn rupsen die in bladeren leven, daarvan vreten en een spoor met uitwerpselen achterlaten. In veel gevallen kun je aan de hand van de waardplant ende vorm van het spoor de soort achterhalen, lees hier meer over bladmineerders.
Een imago van de herfstkortvleugelmot (Diurnea lipsiella) zagen we deze middag als eerste vliegen. Het was een mannetje, want de vrouwtjes hebben maar hele kleine vleugeltjes en kunnen niet vliegen. Een veel voorkomende soort op eik (Quercus) in deze omgeving is de hoefijzervlekmot (Tischeria decidua), met de kenmerkende ronde uitsnede op het blad is deze goed herkenbaar. Ook vandaag zagen we weer enkele mijnen van deze soort, naast deze vonden we ook de mijnen van de gewone eikenvlekmot (T. ekebladella). De mijnen daarvan zijn witter van kleur en de rupsen maken geen uitsnede in het blad. Op de uitgebloeide planten van Gewoon duizendblad (Achillea millefolium) vonden we de kokertjes van de duizendbladkokermot (Coleophora argentula). Op wegedoorn (Rhamnus catharticus) zijn niet veel bladmineerders te vinden, deze middag vonden we zowel de vuilboomooglapmot (Bucculatrix frangutella) en wegedoornmineermot (Stigmella catharticella). Van de laatste soort vinden we op de Paltz de laatste jaren de rupsen en mijnen, maar op de vliegbasis hadden we deze nog niet eerder gevonden.
Mijn met rups van de wegedoornmineermot - Stigmella catharticella (foto Remco Vos)
In 2024 hebben we 303 soorten nachtvlinders gezien op de voormalige vliegbasis Soesterberg. Vanaf 2014 hebben we inmiddels bijna 790 soorten gezien en in 2024 zagen we 14 soorten die we hiervoor nog niet eerder gezien hadden in dit gebied.
We danken het Utrechts Landschap voor het verstrekken van de vergunning zodat we deze inventarisaties in het gebied konden doen.
Imago van de groene weide-uil - Calamia tridens (foto Remco Vos)
Geraadpleegde bronnen o.a.
The Gelechiidae of North-West Europe, Kjeld Gregersen & Ole Karstholt (*)