Hooibeestje

Hooibeestje - Coenonympha pamphilus


Voorkomen: In 1991 vertoonde het hooibeestje een plotselinge sterke achteruitgang, maar in de jaren daarna heeft de soort zich plaatselijk op eigen kracht weer hersteld. Een algemene standvlinder die verspreid over het hele land voorkomt; de meeste waarnemingen worden gedaan op de zandgronden en in de duinen.


Uiterlijk: De bovenkant van de vleugels is oranje met een smalle bruine rand. In de vleugelpunt van de voorvleugel bevindt zich op de bovenkant een kleine zwarte oogvlek, die ook aan de onderkant van de vleugel te zien is en daar witgekernd is. Deze oogvlek is bij het vrouwtje op de bovenkant scherper afgezet dan bij het mannetje. Op de onderkant van de achtervleugel bevinden zich geen of bijna geen oogvlekken.

 

Voorvleugellengte: ca. 15 mm

 

Foto’s


Gelijkende soorten: -

 

Vliegtijd: Eind april-eind september in twee elkaar overlappende generaties.

 

Rups: Eind juni-half juni. De soort overwintert als halfvolgroeide rups; op warme winterdagen is de rups soms actief. De verpopping vindt plaats aan een stevige grasstengel laag bij de grond.

 

Waardplanten: Diverse grassen, waaronder reukgras, zwenk- en beemdgrassen.


Nectarplanten: De vlinders zoeken nectar in ruigten en bloemrijke graslanden op allerlei soorten planten.

 

Locaties in Eemland: Diverse natuurgebieden in Soest en Baarn

 

Link:

Vlindernet

 

Bron: www.vlindernet.nl