Argusvlinder

Argusvlinder - Lasiommata megera


Voorkomen: De argusvlinder vertoont de laatste jaren een sterke achteruitgang; de oorzaak daarvan is nog onbekend. Een voorheen algemene standvlinder die verspreid over het hele land voorkwam. Sinds 1990 is deze soort sterk in verspreiding en aantal achteruitgegaan, waarbij hij vooral verdween van de zandgronden. Tegenwoordig wordt de argusvlinder vooral gevonden in het westen van het land.


Uiterlijk: De bovenkant van zowel de voor- als de achtervleugel heeft een oranje grondkleur. De oogvlekken op de bovenkant van de achtervleugel zijn zwart en liggen in een oranje vlak. Het mannetje heeft een grote zwarte geurstreep op de bovenkant van de voorvleugel. De onderkant van de achtervleugel heeft een grijsbruine grondkleur met scherpe bruine lijnen.

 

Voorvleugellengte: 19-25 mm

 

Foto’s


Gelijkende soorten: Rotsvlinder

 

Vliegtijd: Eind april-eind juni en begin juli-eind augustus in twee generaties; soms een derde generatie tot begin november.

 

Rups: Begin juni-eind juli en half augustus-begin mei. Jonge rupsen foerageren vooral 's nachts, grotere rupsen eten ook overdag. De soort overwintert als halfvolgroeide rups; tijdens zachte winterdagen eten de rupsen gewoon door. De verpopping vindt plaats aan de onderkant van een blad van de waardplant.

 

Waardplanten: Diverse overblijvende grassen, waaronder kropaar, ruwe smele, rood zwenkgras, kweek en beemdgras.


Nectarplanten: De vlinders voeden zich met nectar van verschillende planten: in het voorjaar onder andere braam en rode klaver, 's zomers akkerdistel en vlinderstruik. De mannetjes verdedigen een territorium vanaf een open zonnige plek op de grond of maken patrouillevluchten vlak boven de grond.

 

Locaties in Eemland: Toevalstreffer, vooral op rand van zand- en kleigrond.

 

Link:

Vlindernet

 

Bron: www.vlindernet.nl